Blog: Dichtertje – poëzieweek
Het is poëzieweek en daar wil ik graag aandacht aan besteden. Vandaag wijd ik er ook een post aan. Dat kwam doordat ik vorige week nieuws las waar ik van schrok: dichter Esther Jansma is overleden.
Tijdens mijn masteropleiding volgde ik het vak ‘poëzie’ waar ons werd gevraagd een bundel te analyseren. Onze analyse zou mondeling getoetst worden. Het moest wel een dichter zijn van enig statuur en de gedichten moesten niet makkelijk te doorgronden zijn. Nu vond ik toentertijd heel wat gedichten ondoorgrondelijk en in eerste instantie probeerde ik me er makkelijk vanaf te maken. Helaas, mijn eerste dichters werden afgewezen. Toen kreeg ik Esther Jansma op het oog. Niet alleen dichter, maar ook dendrochronoloog. Het woord zelf alleen al klinkt als poëzie: prachtig en ontoegankelijk.
Ik las een bundel van haar en kwam erachter dat ze in haar leven groot leed heeft gekend. Een getormenteerde jeugd en later overleden twee van haar kinderen. Over deze levensbepalende gebeurtenissen had ze verschillende gedichten geschreven. Het waren gedichten die onder mijn huid gingen zitten, maar tegelijkertijd vond ik het moeilijk haar werk te duiden.
Ik besloot haar een mail te sturen en zo kwamen we kort in contact met elkaar. Zij vertelde wat over de bundel en ik vertelde wat over de dingen die ik in haar werk herkende. Het verlies en de eenzaamheid. We spraken echter ook over een ander gedicht dat ik zo mooi vond dat het gelijk een plekje veroverde in mijn hart. Het brengt licht en vreugde. Ik weet niet of Esther Jansma later nog wel eens heeft gedacht aan onze mailwisseling, maar op mij heeft het een onuitwisbare indruk gemaakt. Voor het mondeling haalde ik overigens een voldoende, maar eigenlijk maakte dat niet meer uit na ons gesprek.
Op deze eerste dag van de poëzieweek, deel ik graag haar gedicht ‘Dichtertje’ met jullie, dat gedicht dat me zo na aan het hart ligt:
Zij begint te lopen en ik loop haar achterna / omdat zij verstand heeft van de dingen / loopt ze voorop, ze begrijpt deze trap goed / nu ze zo goed weet waar ze verstand van heeft.
Ze heeft verstand van wat ze gaat laten zien / want zij zag het eerder dan ik en zij heeft het / in haar hoofd en ik nog niet, ik heb haar nodig / om met van die lange a’s verbaasd te raken.
Het grote nieuwe in de wereld moet nu even / bekend en van haar zijn als het meisje dat zij is / met haar precies goede beentjes, ze voelt zichzelf
lopen , een soort de baas, met mij achter haar zeker / is zij zichzelf en mij en ook de nieuwe kast / waarin zij helemaal past. Zij is de latenzienmaker.