Roots
Ik denk dat ik als kind behoorlijk op mijn gemak was in de natuur. Op ons grote erf en in de weilanden rond ons huis was van alles te beleven. Struinen langs de sloten, met mijn vingers in de grond om wormen te zoeken, kruisbessen eten van de struiken en muntblaadjes plukken om er aan te ruiken en ze vervolgens te proeven. Ook bij de dieren bij ons thuis was ik graag, zeker als ze nog klein waren en sabbelden op vingers of als ze niet te groot waren om bang van je te zijn. En het hoorde bij dat leven dat ik wist dat sommige dieren stierven en dat ik dat jammer vond, maar ook begreep dat het er nu eenmaal bij hoorde. Alle seizoenen brachten iets moois met zich mee en gaven volop mogelijkheden om de wereld buiten te ontdekken. Nu mis ik dat leven buiten wel eens: ik ben groot, heb verantwoordelijkheden en dat leven in die natuur lijkt soms slechts een vage herinnering te zijn.
Door het boek ‘Roots’ realiseerde ik me maar weer eens hoe ver ik van de natuur af ben komen te staan. Natuurlijk werk ik soms in de tuin, maak ik wandelingen in de polder en probeer ik goed te zorgen voor de wereld om ons heen, maar tóch is er een afstand. In ‘Roots’ mogen we meekijken met verschillende volkeren. Wij krijgen een inkijkje in hun manier van leven, in hun samenzijn met de natuur. Die volkeren hebben het steeds zwaarder vanwege de wereld die snel verandert. Groepen die zich verbonden met de natuur voelen, worden steeds meer in het nauw gedreven. Door middel van de verhalen die in dit boek worden weergegeven krijgen deze volkeren een stem en laten ze zien wat voor hen belangrijk is.
Je maakt kennis met heel wat verschillende volkeren. Van sommige had ik wel eens gehoord, maar het overgrote deel kende ik nog helemaal niet. En er is zo ontzettend veel dat ik geleerd heb. Zo ontdekte ik dat bij de Mosuo de vrouwelijke gezinshoofden de gemeenschap leiden. Ik kwam erachter dat de !Kung vanaf het begin van de mensheid al bestonden. En waar ik bovenal achter kwam is dat al deze volkeren een zijn met de natuur en met de dieren die samen met hen leven. Er is geen sprake van onderdrukking of van machtspelletjes. Integendeel, ze zijn de aarde dankbaar voor de geschenken die zij krijgen en proberen zo veel mogelijk terug te geven aan haar.
De illustraties in dit boek zijn werkelijk verbluffend en van een grote schoonheid. Paginavullende gezichten van kinderen worden weergegeven met in dat afgebeelde hoofd een samenvatting van alles wat belangrijk is voor dit kind en voor het volk waarvan het deel uitmaakt. Dat is dan ook het perspectief van waaruit de verhalen worden verteld: het kind spreekt en wij leren. Er is tijdens het spreken door hen geen wijzend vingertje, maar de lezer voelt het al wel een beetje zeuren. Hoe kan het zijn dat wij zo ver van de natuur afstaan en dat deze mensen zo hard moeten vechten voor hetgeen goed is?
Het slot is dan ook duidelijk: deze mensen, deze volkeren zijn nodig. Broodnodig om kennis die van generatie op generatie wordt doorgegeven in stand te houden. Na deze indrukwekkende boodschap van de schrijver volgt een toegift: nog één kind. Maar dan niet kleurrijk, integendeel: grijs, grauw en met nogmaals een boodschap die de kern is van het hele boek en die ervoor zorgt dat ik weer ga nadenken over mijn roots, mijn afkomst van dat platteland en hoe ik daar weer meer mee in contact kan komen. Wat een indrukwekkend boek.

Schrijver en illustrator: Nat Cardozo
Vertaler: Antje Schoehuys-Blaak
Uitgeverij: De Vier Windstreken