Het Kabouterboek
Met kabouters heb ik eigenlijk nooit zoveel gehad. Ik denk dat in mijn kindertijd David de Kabouter wel uitgezonden werd, maar ik heb eerlijk gezegd nooit de behoefte gevoeld hiernaar te kijken. Ook Pinkeltje is volgens mij een kabouter. Mijn zus verslond de boeken die over hem bestonden, maar ik liet ze onaangeroerd liggen.
Andere kleine wezentjes vond ik veel interessanter: Wiplala en de Oempaloempa’s bijvoorbeeld. Geen kabouters, maar wel interessant, grappig en in het geval van Wiplala ook een beetje onschuldig klunzig. Toen kabouter Plop later op de televisie verscheen was het wel helemaal gedaan met het kleine beetje liefde dat ik mogelijk nog ergens voelde voor de roodgemutste wezens.
Door ‘Het kabouterboek’ van Loes Riphagen is mijn mening over kabouters echter helemaal veranderd. Opeens hoop ik dat er onder ons huis ook een kleine ingang zit waar dagelijks kleine wezentjes met rode mutsjes naar binnen kruipen. Nog net niet speurend op mijn knieën ga ik rond het huis om hoekjes en gaatjes te vinden waar ik hoop zo’n ontzettend leuk en lief kabouterhuisje te vinden. In ‘Het kabouterboek’ leren we Kik en haar familie kennen en maken we kennis met ins en outs rondom het kabouterleven. En dat is een waar feestje.
Kik zegt het gelijk al in de inleiding: ‘Volgens mij denk jij dat je heel veel over mij weet. Nou, daar klopt echt helemaal niks van!’ En Kik heeft gelijk. Heel veel van hetgeen ze vertelt, wist ik nog niet. Het meest opzienbarende vind ik misschien nog wel dat kabouters hun navels op hun rug hebben. Het is een mooi voorbeeld van hoe Loes Riphagen een hele wereld opnieuw tot leven brengt in tekst en beeld.
Die beelden zijn een lust voor het oog. De kleine details die op alle verschillende prenten zijn terug te vinden, maken dat je samen met je kinderen uren kunt turen naar alles wat je ziet. De kleine briefjes die je op verscheidene plekken terugvindt en die je met enige oefening kunt lezen, de tegeltjeswijsheden op de muur en zelfs uitgeverij Gottmer die nog een klein plekje in het boek heeft gekregen. Het laat zien dat er uren werk in dit boek gestopt is en dat overal over nagedacht is.
Over die illustraties zou ik zo nog een hele pagina kunnen vullen, maar de Fruittellapapiertjes verdienen nog wat speciale aandacht. Ik krijg de neiging hier thuis ook een muurtje te behangen met de welbekende snoeppapiertjes. Nooit geweten dat het zo leuk kon staan.
Het mooie is dat het leven van de kabouters anders is dan het leven van kinderen, maar dat er tegelijkertijd veel dingen zijn waarmee ze (de kinderen) zich kunnen identificeren. Het plezier in het verzamelen van kleine frutsels, bijvoorbeeld. Hoe vaak komen mijn kinderen niet thuis met zakken vol kleine troepjes waaraan ze hun hart verpand hebben? De kleinste onbenulligheden zijn in hun ogen de grootste schatten. In de wereld van Kik is dat niet anders.
‘Het kabouterboek’ is ook humoristisch. Lijm van hars en snot (gatsie), een hond die een kabouter die vermomd als tuinkabouter (wat natuurlijk ook al ontzettend grappig is) recht in het gezicht plast, waarbij de kont van de hond aan de volledige natie getoond wordt: Loes Riphagen snapt waar kinderen van houden.
Zo bezien is deze recensie er een die bol staat van superlatieven, maar dat is daadwerkelijk wat het boek verdient. ‘Het kabouterboek’ is verrukkelijk, een feest om te bekijken en om voor te lezen. Wat nog meer leuk is, is dat op de website van Loes Riphagen ook een mooie knutsel te downloaden is om zelf een kabouterhuis te maken. Geweldig voor thuis én voor in de klas.
Ps. Het vlekje op de voorkant van het boek? Dat is de schuld van Coco. Echt waar!
Schrijver: Loes Riphagen
Illustrator: Loes Riphagen
Uitgeverij: Gottmer