Dichter Ruud Osborne
Toen ik enige tijd geleden de verzamelbundel ‘Heel de wereld wordt wakker’ kocht, was een van de eerste gedichten die ik las het gedicht ‘dood’. Ik stuitte er toevallig op en in de eerste strofe vond ik direct herkenning:
‘de vader van Anne / vond zuurstof niet meer lekker / zelfs een beetje vies / te zuur te bitter / vast een zoetekauw’
Dat maakte indruk. De maker van dit gedicht is Ruud Osborne en ik moet eerlijk zeggen dat zijn naam niet gelijk een belletje bij me deed rinkelen. Later kwam ik echter in contact met hem en kreeg ik de kans meer van zijn werk te lezen.
Ik las vier van zijn bundels en was, nee, bén onder de indruk van de gedichten die hij schrijft voor kinderen, voor jongeren, voor volwassenen en ben tegelijkertijd enigszins verbaasd dat zijn werk, naar het lijkt, wat meer op de achtergrond is gebleven.
Opvallend aan het werk van Osborne is dat hij een dichter is die beeldspraak veelvuldig inzet en alhoewel dat soms kan leiden tot verwarring, is dat hier zeker niet het geval. Het zorgt er juist voor dat ik me zeer goed kan inleven in hetgeen hij beschrijft. Dat kwam sterk naar voren in het gedicht ‘Liegen’ uit de bundel ‘In de groei van je lach’.
‘bij mijn tante zit het liegen / op haar stembanden / zoals knobbeltjes / kruis op haar voorhoofd / eeuwige piercing
het is erfelijk zegt ze / met ontstoken stem
haar man zwijgt meer / over alles wat waar is / hangt zijn hoofd in een bak / met schaamrode verf / levenslange droogtijd’
Bij het lezen van de bundel ‘Ik zeg je de kleinste liefde’ waande ik me bij heel wat gedichten terug op de middelbare school, vooral bij het gedicht ‘fietsenhok’.
‘soms doet de middagzon iets / in het fietsenhok / banden sturen rekken / kleuren zwoel rood
trekt als bloemen bijen / jongens aan meisjes aan / die als paar staan
er klinkt een bil / tegen een bel / vingers strelen een zadel / per ongeluk / voeten wrijven een pedaal / per ongeluk
dit fietsenhok / buut vrijplaats / tussen school en thuis / stalt meer schoenen dan wielen / meer lijven dan fietsen’
Osborne geeft me het gevoel alsof ik mee mag kijken in zijn diepste gedachten en zijn grootste levensgebeurtenissen zonder prijs te geven wat er precies gespeeld heeft. Afscheid nemen is in ieder geval een terugkerend thema binnen zijn bundels. In de bundel ‘Lef’ raakte een strofe uit het gedicht ‘Lieve Kim’ me:
‘ik weet nu / het hart is een wonderlijk ding / het geeft je leven en tikt / tegelijkertijd je leven weg’
Omfloerst, maar tegelijkertijd ook weer vrij duidelijk wordt een getormenteerde jeugd omschreven, zoals in het gedicht ‘thuis op nr. 2’:
‘zocht veertig jaar later / de bij die mij toen stak / maar vond alleen de angel / diep in mijn jeugd gestoken’
Die bij komt later weer terug bij een gedicht dat ‘moeder’ heet:
‘ik speelde met het eerste gras / de eerste bladeren / de eerste vlinders en bijen / en werd voor het eerst gestoken
‘terwijl jij / achter mijn rug / mijn eerste huis / bij mij vandaan droeg’
Een hervonden rust is terug te vinden in het gedicht ‘lieverd van mij’ dat hij schrijft voor alle drie. Wie de drie zijn is ook nu een raadsel, maar door de beschrijving die in het gedicht wordt gegeven heb ik het vermoeden dat het over kinderen, zijn kinderen, gaat.
‘lieverd van mij! / als je slaapt / en ik naar je staar
dat niets belangrijks is / alleen de haren uit je ogen / het dekbed over je blote schouder / en de rest van de dag / in een vuilniszak / bij de achterdeur’
Het is een van de geluksmomentjes die ik iedere dag opnieuw beleef, kijkend bij mijn kinderen, vol in beweging in hun slaap, soms teksten murmelend die ze zich de volgende dag niet meer kunnen herkennen. Dat moment weet Osborne prachtig te vangen in dit gedicht.
Ik eindig met het gedicht dat me misschien wel het meest is bijgebleven. Door mijn leven tussen de weilanden, het struinen langs de sloten en het een zijn daar met de natuur. Dat gevoel wist Osborne weer volledig op roepen door het gedicht ‘lef (1)’. Een gedicht dat niet alleen daarvoor staat, maar een grote metafoor is voor het leven dat we leven.
‘sloten trekken kieren / in het weiland / die met de hand / niet zijn te dichten / je moet ze nemen / met sprongen / maar eerst met / veelpraat hoogpraat verpraat / en daarna de wereld / kleiner inschatten / in centimeters dan maar / de ogen geknepen / de billen samen / en gaan gaan gaan / als een hopeloos fladderende vogel / die op een klein stukje na / z’n tak mist / zo landen jij en ik / op iets te weinig grond / in iets te veel water
maar we sprongen man / we sprongen de kieren in onze angst / genadeloos dicht’
Nog zoveel meer valt er te zeggen over het werk van Ruud Osborne. Nog niets heb ik verteld over het veelvuldig gebruik van neologismen, over humor en over zijn laatste bundel ‘Het muurtje’ dat niet alleen een gedicht is, maar ook een verhaal over veiligheid, vriendschap, vertrouwen en uiteindelijk loslaten. Ga het lezen en laat je onderdompelen in de schoonheid van taal en gevoelens.
Schrijver: Ruud Osborne