Wolvenhart
Toen ik opgroeide, was dat met allerlei dieren om me heen. Ik was gewend aan het feit dat dieren ook konden sterven. Bij ons in de straat was een bedrijf waar je je dode dieren heen kon brengen. Overleed er bijvoorbeeld een schaap, dan brachten we het dier daarheen. Ik weet eigenlijk niet wat er vervolgens mee gebeurde, het was gewoon zo. Zo kocht mijn moeder met enige regelmaat het vlees van een hele koe. We haalden het op en stopten het vervolgens in de vriezer om er vervolgens nog maanden van te eten. En ook mijn vader slachtte zelf de kippen. Ik kreeg dan altijd les van mijn vader: dit zijn de niertjes, dit zijn de darmen en dit is het hart. Ik vond het als klein kind machtig interessant. Leven en dood hoorden bij elkaar, ik kende niet anders.
Als mijn vader dan zo’n kip slachtte, bleef het lijfje na het verwijderen van de kop nog even bewegen. Een beetje spannend vond ik dat wel, maar na verloop van tijd stopten die bewegingen en was het beestje echt overleden. Dat het ook anders kan, blijkt uit het verhaal ‘Zonder kop’ uit het boek ‘Wolvenhart’ van Annemarie van den Brink en Suzanne Wouda. Mike, want zo heet die kip zonder kop, blijft ook met afgehakte kop nog anderhalf jaar voortleven. Onvoorstelbaar, maar waargebeurd. En zo maak je in deze verhalenbundel kennis met nog dertien andere dieren die bijzondere avonturen hebben beleefd die allemaal werkelijk gebeurd zijn. Ik genoot van een ballonvaart samen met Eend, Haan en Schaap. Ik huilde mee met Lobo die zijn grote lief moest missen en ik werd warm van binnen van stationskat Felix.
Tijdens het lezen van deze bundel moest ik gek genoeg regelmatig denken aan de historische romans van Thea Beckman. Wellicht heeft het te maken met de sfeer die de schrijvers in ieder verhaal weer zo knap weten neer te zetten. Je leest niet alleen een verhaal, maar wordt erin meegetrokken door de gedetailleerde omschrijving van alle gebeurtenissen. In mijn herinnering was dat iets wat Thea Beckman óók zo goed kon en tijdens het lezen van dit boek ging er in mijn hoofd een luikje van herkenning open.
Wat tevens de kracht is van deze schrijvers, is dat de karakteromschrijving van de hoofddieren zo duidelijk geschetst wordt. Ik had echt het idee dat ik alle veertien dieren leerde kennen. Zo is Joke18 een zeer trotse koe, maar wel een beetje een kletskous bij tijd en wijle. Mary, de duif, is een echte doorzetter die tot het bittere einde doorvliegt en Moko de dolfijn is grappig en lief, maar ook gewoon een beetje eenzaam.
Alhoewel sommige verhalen niet alleen maar mooi zijn of goed aflopen, zit er toch volop humor in het boek. Ik heb vaak moeten lachen om de leuke woordgrapjes die worden gemaakt. Een haan die nog wel eens anders zal gaan kraaien, koeien die zich druk maken om een burgeroorlog en een varken met een hamvraag: het is subtiel aanwezig en het maakte dat ik het boek met nog meer plezier las dan ik al deed.
Ook wil ik het werk van Marieke Nelissen niet onvermeld laten. Het lukt haar om ieder verhaal een eigen stijl te geven door middel van de illustraties, die passen bij de karakters van de dieren die zo ontzettend van elkaar verschillen. Het geeft nog meer kleur aan teksten die vanuit zichzelf al heel veel kleur hebben.
‘Wolvenhart’ is een heerlijk voorleesboek voor de midden- en bovenbouw. Het is makkelijk (en leuk) om iedere dag een verhaal voor te lezen en er vervolgens met elkaar over door te praten of er een mooie schrijfopdracht aan te koppelen.