De drie broertjes bok
Noorwegen is lange tijd geen zelfstandig land geweest. Van 1521 tot 1814 was het zelfs een provincie van Denemarken. Daarna werd het land doorgegeven aan Zweden. Noorwegen kreeg daardoor wel een eigen grondwet en meer zelfbestuur. In 1826 waren er twee vrienden, Peter Christen Asbjørnsen en Jørgen Moe, die een grote liefde voelden voor de sprookjes van Grimm. Zoiets wilden zij ook doen en ze besloten oude Noorse verhalen te verzamelen en herschrijven. Hierbij namen ze ook de taal uit het oude Noorse dialect mee en verwerkten die in hun sprookjes. Dat was bijzonder, want de schrijftaal was in 1826 nog steeds Deens. Hun boek ‘Noorse volkssprookjes’ zorgde dan ook voor grote veranderingen in de Noorse literatuur.
Een van die sprookjes is het verhaal van ‘De drie bokken Kuifkop’, waarbij drie bokken een brug willen oversteken waar een trol onder verstopt zit. Dat sommige verhalen geschreven zijn om te blijven bestaan, blijkt maar weer uit de hervertelling van dit sprookje door Mac Barnett. Onlangs verscheen zijn versie van dit verhaal, genaamd ‘De drie broertjes bok’, waarbij ook hier drie bokken de brug willen overgaan. De trol die onder de brug zit, wil deze bokken met alle liefde oppeuzelen. Door een slimme list echter, weten de broertjes bok aan dat lot te ontkomen.
‘De drie broertjes bok’ is volledig in rijm opgetekend. Het gevaar daarvan is soms dat het ritme niet lekker loopt of dat sommige rijm wat gekunsteld overkomt. Dat is in dit boek zeker niet het geval. Je kunt het verhaal in een lekker tempo doorlezen. Het fijnst is het telkens terugkerende ‘Klep klop, klep klop, klepperdeklop’. Hier thuis wordt dat stukje steevast door alle kinderen mee gezegd.
Ik heb altijd veel bewondering voor vertalers die werk uit een andere taal zo mooi in het Nederlands op papier weten te krijgen. Het lijkt me zo moeilijk om sfeer, vorm en humor over te brengen zoals de schrijver het in de oorspronkelijke taal bedoeld heeft. Imme Dros weet dat alles schijnbaar zonder enige moeite te bereiken. Er zitten prachtige zinnen in het boek, zoals deze:
‘Ik wil uw eetlust niet bederven
Da’s mij te min om voor te sterven.
Heb wat geduld en laat me gaan.
Mijn grote broer Bas komt eraan.
Dat duurt nog twintig tel misschien.
Bas is pas groot, dat zult u zien.’
De illustraties van Jon Klassen brengen het verhaal, zoals altijd, naar een nog hoger niveau. Het laat zien dat prentenboeken niet altijd uit bonte kleuren hoeven te bestaan. In alle kleureneenvoud is dit gewoonweg prachtig. De trol is zo goed neergezet: afzichtelijk, een beetje spannend, maar ook grappig. Dat komt onder meer door dat constant aanwezige omgeknoopte servet. Je ziet duidelijk dat de trol ontzéttend veel zin heeft in een lekker bokkenboutje! En dan die derde geit: wat een joekel van een beest. Hij is zo groot dat hij niet eens op de pagina past. Die moet je te vriend houden.
‘De drie broertjes bok’ is een boek waar van alles te zien en te horen valt en is daarmee een ideaal prentenboek om voor te lezen. Niet alleen in de kleuterklassen, maar ook in de rest van de onderbouw is dit zeker een aanrader.