Nog lang geen later
Toen ik nog lesgaf in 5 havo, was een van onze lesonderdelen om korte verhalen te analyseren. Vast onderdeel was een verhaal van Simon Carmiggelt genaamd ‘Veel ineens’ waarin een ingetogen meisje door haar uitbundige, grappende en grollende vader bang wordt gemaakt doordat hij net doet of hij de schoen van Sinterklaas gestolen heeft. Het meisje schrikt en is bang dat de goedheiligman haar vader meeneemt. Haar moeder besluit aan de angst een eind te maken door rigoureus te vertellen dat de Sint nooit bestaan heeft. Moeder vertelt er gelijk maar achteraan dat de ooievaar ook geen kinderen brengt. Je kunt je voorstellen dat de wereld van het meisje op haar kop staat. Dan volgt een prangende vraag: ‘Maar God dan?’ Moeder antwoordt: ‘Die bestaat echt’ en terwijl ze dat zegt loopt ze weg en dooft ze het licht.
Dat doven van het licht was voer voor discussie in de klas. Waar stond dat precies voor en wat hadden de acties van de ouders voor effect op het geloof van het meisje: in de sint, de ooievaar en in God? Ik moest aan het verhaal van Carmiggelt denken toen ik de gedichten van Kees Spiering las in zijn nieuwe bundel ‘Nog lang geen later’, waarin gedichten over zeer uiteenlopende thema’s geschreven staan. Iets van het mysterieuze en tegelijkertijd het nuchtere weet Spiering naar voren te brengen in zijn werk. In het gedicht ‘Drie woorden (2)’ krijgt de hoofdpersoon ook te maken met eenzelfde ontnuchterende boodschap:
(…) Vertelde wat de jongen had geroepen. Verwachtte
verontwaardiging, zag haar ‘zeur niet’ fronsen.
‘Je bent oud genoeg,’ zei zij en veranderde de wereld
met drie woorden. Stormkop stelde ik vragen. Maar
hoe, hoe, wie? Elk antwoord trok mijn mond naar ‘O’
maar later in het logeerbed was ik haast verjaardagsblij.
Je ziet: alhoewel de ontnuchtering ook hier groot is, is de vertwijfeling na afloop afwezig. Deze hoofdpersoon ziet er volledig het positieve van in: een nieuw geheim ditmaal, alleen nu met de groten.
Die twijfel over God komt ook terug in deze bundel en dat gedicht, ‘God tot de brugklas’, was voor mij een feest der herkenning. Dat het godsbeeld waarmee je bent opgegroeid zo sterk aanwezig is, dat het, zelfs als het geloof er wellicht niet meer is, toch altijd nog aanwezig is:
(…) En wat als God wél bestaat? Dus
bid ik soms nog, ’s nachts in bed.
Om te vertellen wat niemand mag
weten. Om te vragen of Hij wil
maken dat iets ophoudt of begint.
Je weet het nooit.
Het is de kracht van Kees Spiering. Dat hij gedachten weet te vangen in woorden die voor iedereen zo herkenbaar zijn. Het mooist zijn de gedichten die stoppen, nog niet voelen of het helemaal klaar is en waar hij dan later in de bundel plotseling weer op terugkomt. Zo ook het gedicht over Wonder, de kat die plotseling verdwijnt. Vertwijfeld blijven we als lezer achter, want net als het baasje van Wonder, willen wij ook heel graag weten waar het dierbare huisdier gebleven is. En opeens stuit je op een gedicht, waar je nogal je best voor moet doen om de betekenis te herleiden, waarin het lot van Wonder aan ons wordt medegedeeld.
Wonderlijk aan deze gedichten is de wisseling van stijl, maar tegelijkertijd de herkenbaarheid van het werk van de dichter dat in ieder gedicht terugkomt. Sommige gedichten zijn toegankelijk, goed te begrijpen (Op Marktplaats vond mijn moeder een Jan die diverse rassen verkocht. Met de auto een kwartiertje van huis). Andere gedichten vragen een diepere lezing, een overpeinzing of een uiteindelijk toch niet letterlijk begrijpen, maar wel weten wat ermee bedoeld wordt(Hij bewaart haar in zijn hoofd. Haar blond, tarwevelden in augustus).
‘Nog lang geen later’ is een bundel die je niet één keer moet lezen en vervolgens weg moet leggen (welke dichtbundel overigens wel?). Het is een bundel die meerdere keren lezen verdient en daarmee alleen maar aan kracht wint. Terwijl ik deze recensie schrijf, blader ik door de bundel en denk ik: over dit gedicht moet ik wat zeggen, en hierover, en hierover. Een fragment dan nog, omdat het me zo deed denken aan mijn eigen vader die precies zo was, zoals beschreven in dit gedicht:
Bouwplek
Mijn vader heeft zachte vingers
die graag boekbladzijden omslaan,
de dop van een vulpen draaien,
uien snipperen, onderwatertraag
bewegen op begrafenismuziek,
wijzen naar verte en maanlicht
Deze bespreking is al best lang en dan heb ik het nog niet eens over de illustraties van Jeska Verstegen gehad. Haar dromerige illustraties passen perfect in de sfeer die Kees Spiering weet te scheppen met zijn werk. Die combinatie van het eerdergenoemde mysterieus en nuchter in illustraties en gedichten is wat deze bundel ijzersterk maakt.
Schrijver: Kees Spiering
Vertaler: Jeska Verstegen
Uitgeverij: Luitingh-Sijthoff
Eén gedachte over “Nog lang geen later”