Dichter bij de seizoenen
Vandaag is het wereldpoëziedag en op deze dag wil ik graag een ode brengen aan een dichter die me keer op keer weet te verrassen, namelijk Bette Westera. Ik zou er natuurlijk een gedicht aan kunnen wijden in het kader van deze feestelijke dag, maar laat ik dat toch maar niet doen. Een dichter van deze statuur eren met een gedicht van likmevestje lijkt me een slecht idee. Daarom gebruik ik gewoon woorden om mijn bewondering voor Westera te laten horen.
Ik zal je proberen te laten zien waarom ik zo onder de indruk ben van het werk van Westera en dat doe ik aan de hand van haar nieuwe bundel ‘Dichter bij de seizoenen’. Alleen de titel is al een spel met taal: als lezer kom je door haar gedichten dichterbij de seizoenen, maar daarnaast is zij een dichter bij de seizoenen.
In ’Dichter bij de seizoenen’ worden we een jaarrond meegenomen en iedere maand wordt geëerd middels een gedicht. Dat zijn niet zomaar lukraak gedichten, nee, wij als lezers maken kennis met dertien verschillende soorten gedichten, waaronder de meest bekende zoals een haiku, een elf en een sonnet. Ook de minder bekende gedichten krijgen een plekje in deze bundel. Had jij namelijk al wel eens gehoord van een spicht en een tanka? Ik nog nooit! Westera laat ons in deze bundel kennismaken met al deze verschillende vormen en door haar uitleg en voorbeelden wordt direct duidelijk wat de bedoeling ervan is.
Lente
Zo maken we in de lente kennis met een rondeel, een acrostichon en een spicht. Dat rondeel in de maand maart begint gelijk al goed: ‘Op brekebenen danst het door de wei. Een knotje witte wol met roze oren’. Meer is er niet voor nodig om de aanwezigheid van de lente te voelen. Je ziet het voor je, dat kleine lammetje al dansend door een weiland. In het naamdicht van april zit een zin die ik jullie niet wil onthouden: ‘Een vroege koninginnenpage vliegt haar net ontloken leven tegemoet’. Zoveel schoonheid in een enkel zinnetje. In mei eert Westera Drs. P. middels een spicht: een gedicht zo smal dat het op de rug van een dik boek kan staan.
Zomer
De maand juni wordt beschreven middels een pantoum, een dichtvorm waar ik niet eerder van had gehoord. Hierbij keren regels uit een eerdere strofe terug in de daaropvolgende strofe. Ook in dit gedicht over een klein dorstig net geboren hertje, verstaat Westera de kunst het gedicht zo beeldend te maken dat je het voor je ziet. Vraag aan kinderen hun ogen te sluiten tijdens het voorlezen en mogelijk horen ze in gedachten zelfs de geluiden van het bos. Stiekem baalde ik een beetje van het gedicht in mijn verjaardagsmaand, juli: een elf. Persoonlijk houd ik niet zo van elfjes. Te vaak zie ik dat ze als ‘makkelijke’ dichtvorm worden ingezet in de klas onder het mom van: dan doen we iets met poëzie. Maar ook hier weet Westera gelukkig te verrassen. Dat doet ze niet alleen door een elfje te schrijven, maar door die gedichtjes te doorspekken met alliteraties, beginrijm. Lees maar eens:
‘Zomer
Zinderende hitte
Op verschraalde heide
Schuilen schapen in de
Schaduw’
Die Z en die S die herhaald worden, laten zien dat Bette Westera zichzelf constant uitdaagt in de gedichten die ze schrijft. Ze gaat niet akkoord met zomaar een dichtvorm, maar maakt er meer van dan dat.
Herfst
In de herfst maken we onder meer kennis met een elftal, ook een dichtvorm die door Drs. P. is bedacht. In dat gedicht ‘Onder de dekens’ staat misschien wel de mooiste zin uit de hele bundel: ‘Het meesje pianissimoot zijn pimpels’. Mijn vraag ‘wat zou Westera nu in hemelsnaam laten rijmen op pimpels’ wordt snel opgelost: ‘Kastanjes worden dof en krijgen dimples’.
Winter
In de winter toont Westera ons eerst een ollekebolleke, wederom een dichtvorm van Drs. P. Het enjambement, het doorlopen van de zinnen, is zo fijn om te lezen:
‘Wij vinden hier onze
winterversnapering:
Pindarisotto en
zadensaté.’
Tevens maken we kennis met een heel nieuwe dichtvorm. Alsof het nog niet genoeg is dat Bette Westera gebruikmaakt van allerhande dichtvormen, introduceert ze in deze bundel een zelfverzonnen versvorm: het stapelvers. Iedere strofe begint met één woord en breidt zich steeds verder uit. Wat is het leuk om de verschillende assonanties, de klinkerrijm in dit gedicht te zien: ‘de hals van de gans in het gitzwarte wak in het ijs’.
Wat Bette Westera in deze bundel doet is ons niet alleen kennis laten maken met verschillende dichtvormen, maar er zit zo veel meer in. Het spel met taal, met de verschillende stijlfiguren die opgepend worden alsof het bijna geen enkele moeite kost, dat is werkelijk waar een kunst. De prachtige illustraties van Henriette Boerendans ondersteunen, nee, versterken, het geheel. De verschillende seizoenen weet ze het gevoel van die periode mee te geven. De speelse lente en de koude winter komen nog meer tot leven door het lammetje dat in maart wordt afgebeeld of het roodborstje dat eenzaam op een tak zit met een ijskoude lucht achter zich in december.
Dit is slechts één bundel van Bette Westera, maar zo’n analyse als deze zou ik kunnen loslaten op iedere bundel die door haar geschreven is. Westera ademt poëzie en wat is het een geluk dat wij daarvan mogen meegenieten. ‘Dichter bij de seizoenen’ is een geweldige bundel om op school mee aan de slag te gaan. Laat de verschillende vormen zien, ga op zoek naar de diverse stijlfiguren en ga vervolgens zelf aan de slag met schrijven. Het wordt gegarandeerd een succes!
Schrijver: Bette Westera
Illustrator: Henriette Boerendans
Uitgeverij: Gottmer
Lees ook: