Ommouw me
Een jaar of zeventien was ik, toen ik mijn jaren van stil verzet enigszins achter me liet. Geen zwarte (of witte) stekels, geen zwart omrande ogen en geen wijde broeken meer. Het was een overgang waar mijn vader hunkerend naar uit had gekeken. Toen hij voelde dat het het goede moment was, zei hij dat hij het zo leuk zou vinden als ik weer eens een gewone broek zou dragen. Waarop ik zei: ‘Dat wil ik wel, maar alleen als jij hem betaalt!’ Je moet het er ten slotte van nemen als jong wezen. Mijn vader twijfelde geen seconde en toog met me naar de kledingwinkel. Ik blij, mijn vader blij. En nu? Nu is de broek er nog wel, maar mijn vader niet meer. Ik draag hem niet meer, die broek, maar kan er tegelijkertijd geen afscheid van nemen. Daarom ligt hij op zolder in een tas met andere kleren die nog steeds bijzonder voor me zijn.
Ted van Lieshout kon ook geen afstand van bepaalde kleren nemen. Kleren van zijn broer die overleden is en van eigen kledingstukken die met liefde zijn gedragen. En ja, ook kledingstukken die nooit gedragen zijn, omdat het zo zielig voor hen is: nooit gedragen en dan ook nog eens weggegooid. Tevens zijn andere kleren zijn bewaard gebleven, kleding met een verhaal. En die verhalen zijn nu opgetekend middels gedichten, omdat, zo zegt Van Lieshout zelf ‘die kleren eigenlijk een gedicht zijn waaruit iemand verdwenen is.’ In heel wat verschillende gedichten maken wij nu kennis met al die kledingstukken die Van Lieshout bewaard heeft.
In de bundel ‘Ommouw me’ komen verschillende emoties naar voren: verdriet, liefde, eenzaamheid, verlangen, gemis en blijdschap. Sommige gedichten zijn grappig, andere vilein en andere weer vol hunkering, maar bovenal maakt het gros van de gedichten diepe indruk. Dat begint al met het gedicht ‘Verlaten’, waarvan de laatste zinnen uit de laatste strofe zijn:
‘Durfde hij ons niet te vertellen dat hij
zich niets meer van ons aantrekt?’
Zo’n enkele zin die achteloos opgeschreven lijkt te zijn, maar wat natuurlijk niet zo is. Hier is over nagedacht, net als alle andere gedichten in dit boek. En die gedichten zijn overal te vinden, in alle hoeken en gaten, plooien en kragen.
Ook over het gedicht ‘Twee sokken’, waarin we de wereld bekijken vanuit het perspectief van twee in de steek gelaten sokken, is nagedacht:
‘Wij waren met
ons drieën
en nu zijn we alleen.
Gelukkig ruiken wij
zo naar elkaar
dat wij het weten:
wij zijn een paar.’
Het zijn van die strofen die ik aan iedereen voorlees die maar in mijn buurt komt, of ze het nu wel of niet willen horen.
Hardop heb ik moeten lachen om het gedicht ‘Open jas’ waarin de ik-persoon een wereld aan gebeurtenissen bedenkt bij het zien van een verlaten jas die bij oma hangt. Het labeltje in de jas zelf geeft hem alle informatie en wij als lezers mogen in geuren en kleuren meegenieten van dat verhaal. Het klinkt behoorlijk overtuigend en ik ben dan ook geneigd zijn lezing te geloven. Maar oma spreekt hem tegen en doet alles wat hij bedacht had, in slechts een aantal zinnen teniet. Dat bevalt de hoofdpersoon niet:
‘(…) Soms is oma gewoon een stom wijf,
Dat niet eens weet dat de kleur van de jas niet paars heet, maar aubergine.’
Het het hoofdstuk ‘Twee broers – wij zijn bewaard’ raakte me. Hierin schrijft Ted van Lieshout over zijn broer en hun verbinding met elkaars middels de kledingstukken die bewaard zijn gebleven. Zinnen als ‘Aan de randjes ging hij langzaam dood’ en ‘Hij hield alvast maar wat minder van ons. Dan viel het afscheid niet zo zwaar. Dat weet ik nu.’ zorgen ervoor dat ik zelf ook weer terug ben vlak voor die momenten van afscheid nemen.
Het gedicht ‘Mango’ is ook zo indrukwekkend.
‘Hoe je een mango het best kunt snijden:
je laat de mango op zijn gemak in je hand
rusten en voelt vanzelf hoe de pit erin
zit. Je snijdt vlak langs de pit een schijf
af, met schil en al. En als je dat gedaan
hebt, ga je zitten, stort in, en je huilt
om hem. Zo moeilijk is dat niet.’
Het laat zien hoe belachelijk de kleine dingen voelen op het moment dat je net zoiets groots en verdrietigs hebt meegemaakt als verlies van, in dit geval, een broer. En toch gaan dat soort dingen door: mango’s snijden, eten koken en alles wat op zo’n moment zinloos voelt.
Misschien vond ik dat wel het meest ontroerend aan het boek: Ted van Lieshouts broer overleed in 1979 en zijn vader in 1963 en nog steeds, na al die jaren zit er zoveel gevoel in het gemis dat hij beschrijft. Heel soms denk ik wel eens: misschien komt er een dag dat het gemis van mijn vader en zus niet meer zo zeurend aanwezig zijn, dat ik kan kijken naar die broek van mijn vader en de schooltas van mijn zus zonder daar al te veel bij te voelen. Deze bundel laat me zien dat die dag niet gaat komen. Een zeurend gevoel van verlies, een steek van gemis: het zal er altijd zijn. Maar ook laat de bundel dit zien: het is oké dat het er is. Dat is een van de redenen waarom ‘Ommouw me’ een bundel is om te koesteren.
Schrijver: Ted van Lieshout
Uitgeverij: Leopold
Lees ook:
Wat een mooie bespreking. Dank je wel. Ik wil graag dit zeggen: het gemis wordt absoluut minder zeurend, en er komen dagen dat je er niet aan denkt. Dat komt misschien doordat geliefden die zijn gestorven, altijd deel van je zullen uitmaken, en dus hoef je niet meer elke dag aan ze te denken, omdat ze er tóch wel zijn. Het maken van deze bundel was dan ook eigenlijk meer een kwestie van vieren dan van treuren.